Bijenschansen, Archeologie van het landschap, Michiel Hegener - DBNL (2024)

(1995)Michiel Hegener Auteursrechtelijk beschermd

Langs de aarden monumenten van Nederland


Vorige Volgende

[pagina 96]

[p. 96]

Bijenschansen

‘Ze zijn vervallen, verploegd, waren vaak gelegen op punten die nu reeds lang binnen de bebouwde kom van een der gemeenten liggen. Juist nu is het daarom hoog tijd om het verlorene bijeen te zoeken en op schrift te stellen,’ schreef dr. A.C.J. de Vrankrijker in zijn boek Naerdincklant. ‘Nu’ was 1947, en met ‘het verlorene’ bedoelde hij kennis over de ligging van ‘bijenschansen’. Naerdinklant, Het Gooi, had er volgens zijn vorsingen ooit 86 geteld. Ze waren samen goed voor beschutting aan 5000 tot 6000 korven. Elf daarvan waren in 1947 nog ‘min of meer te herkennen’. Nu, 47 jaar later, is er één nog heel goed te herkennen, want gerestaureerd en weer in functie. Een tweede is alleen te herkennen als je weet waar je kijken moet, terwijl een derde het goed schijnt te maken in de achtertuin van een villa in Hilversum-Zuid. Voor het lot van de andere acht wordt gevreesd. En dan spreken we dus alleen over Het Gooi; waar het verschijnsel overigens relatief sterk vertegenwoordigd was. In Nederland als geheel moeten sinds de vroege middeleeuwen vele honderden bijenschansen zijn opgeworpen, duizenden wellicht. Wat er nog van over is, blijkt niemand te weten. De Vrankrijkers oproep van bijna een halve eeuw geleden, kreeg geen gehoor.

Een bijenschans was een (gewoonlijk) carrévormige aarden wal, een meter of tien bij tien, rond veertig tot zestig bijenkorven. Een schans was het: dichte begroeiing op de kruin van het zandlichaam completeerde de verdediging van de bijen. Maar verdediging waartegen?

Als iemand dat kan weten, is het Leo Hensels uit Noord-Limburg, Nederlands laatste bijenteeltvoorlichter en vier jaar geleden wegbezuinigd bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Hij benadrukt dat tot voor een eeuw of twee honing in onze streken de enige zoetstof was, en dus het verdedigen waard. ‘Oorspronkelijk werd honing in de natuur verzameld, in holle bomen. Later werden er stukken holle boomstam op bepaalde plaatsen gezet. Weer later werden dat bijenkorven. En die plaatsen werden beschermd tegen indringers. De eerste bijenschansen moeten hier zeker duizend jaar geleden zijn gemaakt.’

[pagina 97]

[p. 97]

Bijenschansen, Archeologie van het landschap, Michiel Hegener - DBNL (2)

In 1843 werden in Het Gooi nog vierentachtig bijenschansen geteld. Daarvan resteren er nu voor zover bekend drie.

De opvolger van de bijenschans kwam in de achttiende eeuw in zwang. In Het Oud Geldersch Bijenboek (1775) maakt kapelaan Hendriks van Lothum voor het eerst melding van een ‘bijenstal’, een gebouwtje dat beschutting bood tegen regen. Pas na 1860 zou de houten bijenkast het als wooneenheid gaan overnemen van de rottingsgevoelige bijenkorf van roggestro. Aan bijenstallen was in 1775 strikt genomen meer behoefte dan nu.

Al voorlichtend heeft Hensels jarenlang door Nederland gereisd, en steeds was een onbezoldigd deel van zijn aandacht gevestigd op historische aspecten van de bijenteelt. Zo weet hij bijvoorbeeld dat een paar oude imkers in Zuid-Limburg nog gebruik maken van een ‘bijenbank’: een stuk afgetopte aarden wal, zonder schans dus, waarop de korven of kasten werden gezet om ze wat droger te houden en er beter bij te kunnen. Hij garandeert: ‘Had ik ook ook maar lucht gekregen van een bijenschans, dan was ik erop afgegaan. Het verschijnsel kwam niet meer in de herinnering van de mensen voor.’ De enige uitzondering waarvan Helsels weet, is de gerestaureerde schans in Het Gooi, in het Corversbos bij Hilversum.

Daarvan weet ook de historicus Frits David Zeiler, auteur van Onder de hei-Archeologische en historisch-geografische landschapselementen in Het Gooi (1994). Vanaf de rand van bebouwd Hilversum lopen we door hoog loofbos naar de eeuwenoude schans, waar

[pagina 98]

[p. 98]

toevallig juist een imker aan het werk is. Ter verklaring van wat hem en zijn bijen omgeeft, komt hij met een argument dat volgens Hensels pas in tweede instantie een rol speelde: beschutting tegen de wind. Als het te hard waait, kunnen bijen hun onderkomen slecht terugvinden en kunnen ze bij een naburige imker intrekken.

De bijenschans in het Corversbos illustreert hoe weinig men zich indertijd bekommerde om uiterlijke conventies: de bijen zitten in een oude leemkuil ter grootte van een bijenschans, een meter of twee onder het maaiveld. Een wal was hier dus niet nodig. Wel was er oorspronkelijk een haag rond de terreininzinking, zegt de imker. Die wordt allang niet meer bijgehouden en alleen met moeite zijn de resten te herkennen. Helemaal verdwenen zijn de korte aarden wallen op de bodem, waar de korven vroeger op stonden, vóór de bouw van een houten stellage met overkapping. In de wand van de kuil zitten nog wel kleine stukjes leem, een herinnering aan de oude economische functie van de plek waar nu al vier eeuwen honing wordt geproduceerd.

Bijenschansen, Archeologie van het landschap, Michiel Hegener - DBNL (3)

De gerestaureerde bijenschans in het Corversbos bij Hilversum, op de bodem van een oude leemkuil.

[pagina 99]

[p. 99]

Bijenschansen, Archeologie van het landschap, Michiel Hegener - DBNL (4)

Een van de wallen van de ongerestaureerde bijenschans ten westen van Huizen, met uitgegroeide restanten van het eikenhakhout.

Op de Naardereng bij Huizen is nog te zien hoe mooi Het Gooi ooit was. Het terrein van de Stichting het Goois Natuurreservaat bestaat hier uit een glooiende afwisseling van bossen en goudgele akkers. Soms herinnert een veldje boekweit aan vervlogen eeuwen. Boekweitteelt kan niet zonder bijen, en hier, ten westen van Huizen, lagen ooit zes bijenschansen. Over een stoffig zandpad lopen we tot voorbij de laatste akker, het bos in, en dan een stukje over de onverharde Zuiderzeeweg, waarover de Huizenaren zich ooit waterwaarts begaven. De oude route is een toepasselijk decor voor de laatste resten van de laatste bijenschans in deze contreien.

Als we in de buurt komen, stelt Zeiler voor dat ik de oudheid zonder nadere aanwijzingen lokaliseer, en dat lukt maar net. Deze schans is gewoon van vorm, en ‘gewoon’ in dier eind-twintigste-eeuwse voege dat er geen bijen in zitten, dat de wallen vervallen zijn en dat er niets is ondernomen om verdere aftakeling tegen te gaan. Uiteraard ontbreekt een bord dat uitleg geeft. Weinig Nederlandse aarden monumenten krijgen zo weinig aandacht als de bijenschansen. Deze komt

[pagina 100]

[p. 100]

er nog genadig vanaf omdat hij nu bekend is. ‘Kijk,’ wijst Zeiler, ‘ze hebben een beetje gebruik gemaakt van het natuurlijk reliëf.’ Twee zijden staan inderdaad haaks op de hellingsrichting, maar met de aantekening dat natuurlijk en kunstmatig reliëf hier maar met moeite uit elkaar te houden zijn. De wallen zijn nu nauwelijks een halve meter hoog, plaatselijk nog lager. Een ruiterpad voert dwars door de eeuwenoude constructie en op twee plaatsen hebben paardehoeven de wal geheel geslecht.

Duidelijker dan het opgeworpen bodemmateriaal geven onderbroken, maar wel rechte rijen hoge eiken aan waar wind, schapen en kwaadwilligen ooit tegengehouden moesten worden. Hoe lang deze schans in onbruik is, kan ook Zeiler niet zeggen, maar die eiken zijn al zeker zestig jaar door niemand meer gesnoeid. Dat kan iedereen zien.

Dat deze oude bijenschans bij wijze van grote uitzondering aan de vergetelheid is ontrukt, is te danken aan het speurwerk van Wim Wimmers en Ruud van Zweden. Bij het Staring Centrum in Wageningen verscheen twee jaar geleden hun dikke rapport over archeologische en historisch-geografische terreinelementen in Het Gooi.

De kans dat er nog meer van De Vrankrijkers 86 bijenschansen worden gevonden, is volgens archeoloog Wimmers erg klein: ‘Al die schansen lagen op de engen, de bouwgronden rond de dorpskernen. Logisch, want daar lagen de boekweitakkers. En met uitzondering van de Naardereng bij Huizen zijn de Gooise engen inmiddels volgebouwd. Elders werd meestal gebouwd op woeste gronden, maar in Het Gooi zijn die grotendeels van het Goois Natuurreservaat. Vooral in de jaren vijftig en zestig is er gigantisch gebouwd. De Gooise engen zijn toen vrijwel compleet van de aarde verdwenen.’ Inclusief de bijenschansen dus.

Voor Het Gooi is dat slecht nieuws, maar voor grote delen van de rest van Nederland is het hoopgevend. Ongetwijfeld zijn er nog resten over van tientallen Nederlandse bijenschansen. Voor wie met resten van resten genoegen neemt, zijn het er misschien wel honderden. De vraag is alleen waar ze liggen. De oudste moeten volgens Hensels nog dateren uit de tijd van Karel de Grote: niet iets om gedachteloos te egaliseren omwille van stadsuitbreiding, wegenaanleg of natuurontwikkeling.

[pagina 101]

[p. 101]

Boekweit, vechtpartijen, bijenstokken

‘Wanneer ik het goed zie, is de bijenhouderij hier opgekomen in het laatst der 15e eeuw, dat wil zeggen tevoren niet onbekend geweest, maar wel onbelangrijk; immers omstreeks het midden dier eeuw of iets later is de boekweitbouw in zwang geraakt, die in vollen bloei een uitnemende gelegenheid bood om honing te verzamelen. Voordien zullen er bijen op linden en heide gevlogen hebben. [...] Uit het [Utrechtse placeat van 8 april 1614] blijkt dat het houden van bijen gedurig toenam en dientengevolge het aantal bijenschansen. Daardoor kwamen deze te dicht bij elkaar te liggen, met het gevolg dat op de gezochte plekjes het voedingsrayon voor de bijen te klein werd en de zwermen door elkaar raakten, althans meningsverschillen (dus naar oud Goois gebruik vechtpartijen) over eigendomsrecht ontstonden. Het werd toen noodzakelijk geacht, dat de schansen [...] circa 375 meter uit elkaar lagen. Iedere imker die zes achtereenvolgende jaren zoo'n bijenstand had gebruikt, bezat hierop het recht van voorkeur voor de volgende zes jaar. In elke stand hoorden minstens 20 en hoogstens 50 stok of korven bijen bijeen te staan. Deze mochten van verschillende eigenaren zijn, die den bezitter van het kampje, waarop de schans lag, een zekere huur betaalden. Tevoren lieten zij hun aan den rand gemerkte korven bij het gerecht inschrijven en lieten zij weten, waar zij hun korven zouden plaatsen. Het gerecht diende dus als bureau voor plaatsbespreking met recht van voorrang voor oude klanten. Daarbij maakte het ook wel verschil, of de imker genoeg schansen bezat om alleen een schans te bezetten, dan wel met anderen gecombineerd moest worden. Wie voor minder dan vier stok een plaats vroeg, kwam niet voor plaatsing in aanmerking.’

Uit: dr. A.C.J. de Vrankrijker, Naerdicklant (1947).


Vorige Volgende

Bijenschansen, Archeologie van het landschap, Michiel Hegener - DBNL (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Laurine Ryan

Last Updated:

Views: 5463

Rating: 4.7 / 5 (77 voted)

Reviews: 84% of readers found this page helpful

Author information

Name: Laurine Ryan

Birthday: 1994-12-23

Address: Suite 751 871 Lissette Throughway, West Kittie, NH 41603

Phone: +2366831109631

Job: Sales Producer

Hobby: Creative writing, Motor sports, Do it yourself, Skateboarding, Coffee roasting, Calligraphy, Stand-up comedy

Introduction: My name is Laurine Ryan, I am a adorable, fair, graceful, spotless, gorgeous, homely, cooperative person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.